Paviljoen de Witte 19de eeuws koninklijk strandhuis
Je zal maar koningin zijn, aan slapeloosheid lijden en als advies van je artsen een veelvuldig verblijf aan zee krijgen. En je bezorgde echtgenoot, tevens koning, besluit dan vervolgens een ware tempel voor je te bouwen aan de kust van Scheveningen. Een strandpaviljoen, speciaal voor jou, waar je de gezonde zeelucht kan inademen en naar hartenlust kan tekenen en schilderen.
Een volksfeest
De betreffende koning en koningin zijn Willem I en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen. Op 8 november 1827 namen zij met veel feestelijk vertoon het strandpaviljoen in gebruik. Het feest werd onder meer opgevrolijkt door achttien Scheveningse meisjes, allen in ’t wit gekleed, die hare majesteit niet alleen grot- en schelpwerk aanboden, maar ook een gedicht van de Scheveningse dichter Cornelis Gebel.
Die avond gingen de festiviteiten door. Alle pinken (vissersboten) die op het strand lagen, waren verlicht. Er waren zelfs twee vissers aanwezig die tijdens de Franse invasie in 1795 de koninklijke familie naar Engeland hadden helpen vluchten. Verder werden op de hoogste duinen pek-tonnen gebrand.
Uniek koninklijk bouwwerk
Het Paviljoen Von Wied of De Wiitte (zoals het nu heet), neemt in de Nederlandse bouwkunstgeschiedenis een bijzondere plaats in. Het gebouw is het eerste nog bestaande koninklijke werk uit het begin van het koninkrijk (1815). Het is echter ook een van de eerste bewijzen dat in het begin van de negentiende eeuw de natuur en dan vooral de zee niet meer alleen als de vijand gezien werd. Het paviljoen toont de nieuwe bewustwording van de natuur en haar heilzame werking voor de mens.
Het paviljoen is gebouwd naar een neoclassicistisch ontwerp van Adriaan Noordendorp. Het heeft de vorm van een kruis. Twee stroomgoden, 'Waal' met drietand en 'Maas' met roeispaan flankeren de brede trap naar de entree.
Dépendance van Societeit De Witte
Aanvankelijk heette het strandhuis 'Het koninklijk paviljoen'. Willem I liet het paviljoen na aan zijn zoon prins Frederik die er niet vaak verbleef. Frederiks dochter Marie erfde het paviljoen in 1881. Daarna werd het vernoemd naar haar familie: Paviljoen Von Wied. Tot 1911 zou het paviljoen bezit van haar familie blijven.
In juli 1911 verkocht de familie het gebouw en de bijbehorende grond aan een Londens consortium onder leiding van Edward Titus Rubinstein. Deze wilde er een theater en een casinohotel van maken, gecombineerd met een vaste verbinding naar Hoek van Holland. De wereldoorlog verhinderde deze plannen en in 1918 kwam het in handen van Nieuwe of Litéraire Sociëteit de Witte. De Societeit gebruikte het paviljoen als een buitenlocatie.
Duitse bezetting
De Duitse bezetting bracht vanaf het najaar van 1942 ernstige schade toe aan de badplaats. Deze werd geheel afgesloten als Festung Scheveningen. Onder meer bouwden de Duitsers langs de kust een keten van betonnen bunkers en muren, waardoor ook de dépendance van De Witte omsloten werd; flinke schade door leegstand en verwaarlozing was het gevolg. In 1955 werd het paviljoen ingrijpend gerestaureerd.
Museum Beelden aan Zee onder Paviljoen
Eind twintigste eeuw werd het paviljoen nogmaals gerestaureerd, nu onder leiding van de bekende architect Wim Quist. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw waren de exploitatiekosten van het paviljoen zo sterk opgelopen, dat de Litéraire Sociëteit De Witte naar andere inkomstenbronnen zocht. Dat werd het Museum Beelden aan Zee, dat Quist onder het paviljoen realiseerde. Op 9 september 1994 opende koningin Beatrix het nieuwe Museum Beelden aan Zee, waarmee het echtpaar Scholten-Miltenburg een prachtige plek heeft gekregen voor haar verzameling beeldhouwwerken.
De leden van De Witte gebruiken het paviljoen nog steeds, maar het gehele jaar door kan het publiek er nu ook terecht voor speciale evenementen, trouwpartijen , diners en zondaglunches.
Paviljoen De Witte
Pellenaerstraat 4, Den Haag
Vorig artikel: Kurhaus een en al pracht en praal
Volgend artikel: Flaneren over het Lange Voorhout